Sedert het aanloopleren na de paasvakantie gestart is, geef ik dagelijks 2 uur videoles aan mijn leerlingen, Raf en Ada. Van de leerkrachten ontvang ik wekelijks een werkschema dat ik zo goed mogelijk probeer op te volgen en ik breng ook de juffen op de hoogte van datgene wat we gedaan hebben. Zo loopt het wel goed, denk ik. Raf gaat vanaf vrijdag weer naar school (eerste leerjaar). Ada (derde leerjaar) zal ik online verdere leerhulp moeten bieden.
Het grootste probleem is inderdaad de taalachterstand die nu groter wordt. De kidneren komen nu nog amper in contact met het Nederlands en dat merk je. Hoewel ik er telkens op hamer dat ze dagelijks naar Nederlandstalige programma’s moeten kijken, doen ze dat niet (‘Vergeten’ of ‘vandaag geen tijd’ of ‘geen zin’)… Ik kan alleen maar het advies geven, nietwaar!?
Ik heb ook de indruk dat de kinderen thuis te weinig ondersteund en vooral onvoldoende gestimuleerd worden. Voor en tijdens de paasvakantie (bij het begin van de lockdown) hebben de kinderen wel wat schoolwerk verricht (alleen of samen met mama), maar sedert ik dagelijks contact met hen heb, beperkt het werken voor school zich tot dat ene uur (per leerling) en is de ondersteuning van thuis weggevallen…
Voor de grote vakantie hoop ik dat er weer speelpleinwerking zal zijn en ik zal er bij de ouders op aandringen dat ze de kinderen dit jaar toch zeker regelmatig laten gaan, want vorig jaar hebben ze na een tijdje afgehaakt, want ze vonden het niet (meer) fijn…
Dat begin ik wel moeilijk te vinden: het ‘vechten’ tegen een zekere laksheid en berusting. Ik wil de kinderen echt vooruit helpen, maar de ouders zien (nog) onvoldoende in dat ook zij daaraan moeten meewerken. Ze zijn mij wel heel dankbaar, hoor, dat is het niet. Toch zou het fijner zijn indien ook zij de kinderen meer zouden stimuleren!