Dagboek van een vrijwilliger 13

Geen zin

De laatste keer dat ik een ooievaar zag, kan ik me niet herinneren. Mijn parate kennis over de vogel reikt niet verder dan dat ze nesten bouwen op schoorstenen en dat wij het leuk vinden om te doen alsof ze met in doeken geknoopte baby’s door de lucht vliegen, en bij het afleveren hun pluchen achterwerk al eens uit een raam blijft steken.

“Hoe kom je erbij?” vraag ik dan ook wanneer Shabnam me met een zucht vertelt dat ze het dier gekozen heeft om een presentatie over te maken. Ze heeft er geen zin in.
“Zijn er dan ook ooievaars in Afghanistan?” Dat blijkt niet zo te zijn. Baby’s worden er doorgaans aangevoerd door de rivier of kado gedaan door toevallige passanten.
Ze had er gewoon ergens een prent van gezien en had het een mooie vogel gevonden. Puur esthetische keuzes kunnen soms zuur opbreken. Wikipedia schiet dan te hulp.

“Weet je wat ík mooi vind?” vraag ik als we klaar zijn met de ooievaar. “Palindromen.”
“Is dat ook een vogel?”
“Nee, dat zijn woorden die je ook van achter naar voor kan lezen.”
“Aaaaah ja, dat hebben wij ook in onze taal!”, haar toon meteen een octaaf enthousiaster dan toen we de vogeltrek bespraken.

Ik schrijf het mooiste palindroom als een kadootje in haar schrift: meetsysteem. We spreken het samen uit en ze begrijpt zonder uitleg wat het betekent. Ik beeld me de grote ogen van haar taaljuf in op de dag dat ze het trots zal bovenhalen in de klas, zoals ze onlangs deed met stoelgang.

De volgende keer, neem ik me voor, leer ik haar mijn favoriete vers van Stijn De Paepe. Dat zingt nu als een mantra door mijn hoofd: niet alles wat geen nut heeft, heeft geen zin.

Kristien Fransen