Dagboek van een vrijwilliger 12

Door de maag

In onze afwasmachine staat een vreemd bordje. Een glanzend wit, halfdiep vierkantig bord met sierlijke hoeken en een gouden rand, versierd met gouden irissen. Het steekt statig uit boven de blauwgebloemde grootmoederborden van ons dagelijks servies. Er kleven restjes yoghurtsaus en koriander op.

Ik kreeg het gisteren mee van Z., Shabnams moeder, gevuld met twaalf stuks heerlijke mantu, Afghaanse dumplings. Het bordje was voor mijn man, zodat ik niet meer moest koken. Ik had er zelf ook al een portie van op.

Ik heb geleerd om me niet meer ongemakkelijk te voelen bij die culinaire verwennerijen. 

“Manana”, zeg ik dan met mijn hand op mijn hart. “Dankjewel”, het enige Pasjtoe woord dat ik kan onthouden. “Het is echt heel lekker!”

Z. antwoordt ook met haar hand op het hart waarvan ik de omvang in haar ogen kan zien. Shabnam vertaalt: “Ze zegt dat ze veel van jou houdt.”

Een beetje overrompeld door die liefdesverklaring, zeg ik: “Ik ook, ik hou ook veel van jullie.” De woorden smaken exotisch. Ik heb ze al een tijd niet meer uitgesproken.

Shabnam vraagt hoe je dat eigenlijk zegt in het Nederlands, als een vrouw een andere vrouw wil laten weten dat ze haar graag heeft. Niet zoals een jongen tegen een meisje ik hou van jou, maar dat andere graag zien.

Ik vis wanhopig in een lege vijver. “Hmmmmm…ik vind je leuk, ik vind je een toffe, of ik zie je graag, kan je daarvoor gebruiken.” Maar de waarheid ontdek ik terwijl ik het haar vertel: “Eigenlijk zeggen wij dat niet vaak.” Shabnam lacht en knikt begrijpend. “Tja, zo zijn wij Belgen,” zeg ik schouderophalend, “een beetje killer in onze woorden. Maar we laten het natuurlijk wel zien.”

Wanneer Z. me na de les uitgeleide komt doen, voeg ik de daad bij het woord. “Nu corona niet meer zo gevaarlijk is, en het warmer wordt buiten, moeten jullie snel eens bij ons komen eten.”

Liefde gaat in alle culturen toch ook door de maag.

Kristien Fransen