Dagboek van een vrijwilliger 2

Een kind kiezen

Ik mocht een kind kiezen. Een kind dat ik zou gaan begeleiden met leren. Ik voelde de stress van de speelplaats. Waar je voor de turnles met je vinger moest aanduiden wie je in je team wilde. Een wreed spelletje vond ik dat. Ik hoop dat scholen die methode intussen om psychologisch evidente redenen hebben afgevoerd.

Dit was natuurlijk anders, maar ik zou ook een team gaan vormen. Een team van twee. Het best mogelijke team. Met op het spel veel meer dan de winst van een partijtje trefbal. 

‘Hoe kies ik in godsnaam een kind?’ vroeg ik aan Josee. ‘Het maakt me niet uit, geef me maar het kind dat het meeste hulp nodig heeft.’

Daar kon Josee niet veel mee. De nood was overal even groot.

‘Misschien heb je een voorkeur voor leeftijd, of voor vakken, of iets anders?’

In mijn hoofd klopte plots een meisje aan, mooi gesluierd en ze kwam uit een land met prachtige bergen maar waar ze niet kon studeren. Ik zag haar hier een beetje verloren rondlopen en moest denken aan een gedicht van Ans Boenders:

MIJN NIEUWE SCHOOL

1829 leerlingen

114 leraren

84 lokalen

en ik

Ans Boenders – Mijn nieuwe school

Uit: Soms moet het werkelijk stil zijn… (Douane, 2011)

‘Weet je, misschien ga ik hierin wat feministisch zijn’ zei ik. ‘Er zijn veel plaatsen waar meisjes weinig kansen krijgen. Mij lijkt dat ze hier best wat extra steun kunnen gebruiken.’

Dat trof, zei Josee, want er was net een vraag binnengekomen voor een 17-jarig meisje uit Afghanistan. Maar ze zou me een lijstje sturen met wat meer info over alle ‘kandidaten’ en dan moest ik er nog eens rustig over nadenken. Ik besloot de lijst af te wachten en zo objectief mogelijk te kiezen, op basis van de kortste afstand tussen onze huizen. Het meisje in mijn hoofd glimlachte naar me. Wat hebben wij toch met die verafgoding van de absolute objectiviteit?

De lijst kreeg ik de volgende dag. Het Afghaanse meisje woonde het dichtste bij. Met een gerust hoofd kon ik mijn hart volgen.

Kristien Fransen