Complimenten
Toen ik in de kerstvakantie met Shabnam naar de bibliotheek ging, viel ons oog direct op een rek met flyers. Op een flyer met de iconische foto van het Afghaanse meisje met de groene ogen, voor een tentoonstelling van de fotograaf Steve McCurry. Shabnam kende haar verhaal en vertelde me dat de vrouw nu in Italië woont. We waren het erover eens dat ze inderdaad heel fascinerende ogen had. Ik denk dat ik toen zei dat ik vond dat alle Afghaanse meisjes mooie ogen hebben, of zoiets.
Vandaag zeg ik tegen Shabnams moeder dat ze een mooie jurk draagt. De jurk is van goudkleurige velours met bloemen. Ze antwoordt in het Pasjtoe en wijst daarbij naar haar ogen en naar die van mij. Ik breng automatisch een hand naar mijn ogen en veeg de hoeken uit. Hangt er nog wat opgedroogd slaapprut? Is mijn mascara uitgelopen? De vertrouwelijkheid waarmee ze me daarop wijst, doet me plezier. Als je een andere vrouw op oogprut durft te wijzen, ben je vriendinnen voor het leven.
“Nee, nee”, zegt Shabnam lachend. “In Afghanistan, als iemand zegt dat we iets moois aan hebben, antwoorden we altijd: jij hebt mooie ogen!” Ze herhaalt de prachtig klinkende woorden traag en leert me ze uitspreken. Ik slaag er niet in om ze tot thuis te onthouden.
Nu ik dit opschrijf, bedenk ik dat ik had moeten vragen naar de betekenis achter dat poëtische antwoord. Ik nam aan dat het om een diplomatisch wedercomplimentje ging, voor het geval de complimentgever zelf geen complimentwaardige kledij draagt, waardoor het antwoord leugenachtig zou lijken. Met mooie ogen kan je nooit iets mis doen.
Maar misschien zit er meer achter, en is het een reactie van bescheiden ongeloof, in de zin van: het zal vast door jouw mooie ogen zijn dat je iets moois aan me ziet. Het intrigeert me en ik wil het weten. Als ik “Afghanistan & antwoord jij hebt mooie ogen” googel, kom ik op de beroemde foto van Steve McCurry terecht. Goed dat Google niet alle antwoorden kent. Nu kan ik me dinsdag verheugen op een gelaagd intercultureel gesprekje over taal, complimenten en Afghaanse ogen.
Kristien Fransen